- 123 -
2. Het half ronde glas van de voorkant (1) in het frame voor het glas (2a) inbrengen
aan de voorkant van de saladette en de schroeven (2b) aandraaien.
3. Met behulp van papieren plakband het zijglas (3) aan het glas aan de voorkant (1)
bevestigen.
4. Het tweede zijglas (3) inbrengen in de voorgemonteerde zijframes voor het glas (2a)
en de schroeven zonder kop (2b) aandraaien.
5. Met behulp van papieren plakband zijglas (3) aan het glas aan de voorkant (1)
bevestigen.
6. De glasverbindingsbeugel (9a) bevestigen aan het glas aan de voorkant (1) met
behulp van de verbindingsschroeven voor het glas (9b) en bijbehorende
onderdelen (9c).
7. De verlichting (11) bevestigen aan de zijglazen (3) met behulp van de glasverbin-
dingsbeugel, de verbindingsschroeven voor het glas en de bijbehorende
onderdelen (9a, b, c).
8. De bovenste glasplaat (10) bevestigen aan de glasverbindingsbeugel (9 a) en de
verlichting (11) en bevestigen met behulp van de verbindingsschroeven voor het
glas (9b) en de bijbehorende elementen (9c).
9. Breng de bevestigingsschroeven en moeren (4a, b) aan op beide zijglazen (3) en
leg het glazen plankje neer (8).
10. Sluit de kabelslang en de kabel voor de verlichting aan (11).
11. Wanneer nodig de schuifdeur (5, 6) inbrengen in de voorgemonteerde rails (7) aan
de bedieningskant.
5.1.3 Installatie
Plaatsing
•
Plaats het apparaat op een stabiele, droge, vlakke en waterbestendige ondergrond
die bestand is tegen hoge temperaturen en die het gewicht van het apparaat inclusief
volledige inhoud kan dragen.
•
Zet het apparaat nooit op een brandbare ondergrond.
•
Plaats het apparaat niet in de buurt van open vuur, elektrische kachels, verwarmings-
ketels of andere warmtebronnen zoals directe zonnestraling. Hoge temperaturen
kunnen het koelvermogen negatief beïnvloeden en het energieverbruik verhogen.
•
Het apparaat zodanig neerzetten dat er genoeg luchtcirculatie is. In geen geval
de ventilatiegaten van het apparaat blokkeren.
•
Het apparaat niet plaatsen op een plek met een hoge luchtvochtigheid. Het teveel
aan vocht kan het apparaat beschadigen. Optimale werkomstandigheden worden
bereikt bij een omgevingstemperatuur tussen 10 °C e n 30 °C en een betrekkelijke
luchtvochtigheid van 30-55% op de plaats waar het apparaat wordt neergezet.